EU-Verordening Bankbeslag: slecht nieuws voor Spaanse debiteuren.

In het kader van het streven van de Europese Unie naar een efficiëntere tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen tussen de lidstaten, heeft de Europese Commissie onderzocht of het mogelijk is om op het niveau van de Unie voorlopige maatregelen in te voeren om te voorkomen dat activa verdwijnen voordat een vordering ten uitvoer is gelegd. Bijvoorbeeld door het leggen van conservatoir beslag op bankrekeningen en ander vermogen van schuldenaren.

Dat heeft ertoe geleid dat op 18 januari 2017 in werking is getreden de “Verordening (EU) Nr. 655/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot vaststelling van een procedure betreffende het Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen om de grensoverschrijdende inning van schuldvorderingen in burgerlijke en handelszaken te vergemakkelijken”, beter bekend als de Verordening Bankbeslag.

Deze regeling, die zoals alle Verordeningen rechtstreekse werking heeft in alle lidstaten (met uitzondering van Denemarken en het Verenigd Koninkrijk), geeft een schuldeiser het recht om in internationale zaken bij zijn ´eigen´ rechter verlof te vragen voor het leggen van conservatoir beslag op bankrekeningen in het buitenland. Die rechter in eigen land moet dan wel bevoegdheid hebben in de bodemzaak en dat dient te worden vastgesteld aan de hand van de bevoegdheidsregels van de EEX-verordening. Te denken valt aan een consument, of een verkoper die de goederen heeft afgeleverd in zijn eigen woonplaats en vervolgens door de buitenlandse koper onbetaald is gelaten, of een zaak waarin partijen via een forumkeuze de rechtbanken van een bepaald land hebben aangewezen.

De Verordening Bankbeslag biedt daarmee een oplossing voor het probleem van de EEX-verordening (ook in zijn meest recente variant – Verordening nº 1215/2012), namelijk dat de bevoegdheid van de rechters van de lidstaten voor het toestaan van beslagverlof ophoudt bij de grens. Omdat conservatoir beslag in Nederland relatief makkelijk wordt toegestaan, is dit een regelmatig door de Nederlandse schuldeiser (vergeefs) beproefde route.

Hoe makkelijk of hoe moeilijk is het onder de nieuwe Verordening om verlof te krijgen voor conservatoir bankbeslag? Voor de beantwoording van die vraag staat artikel 7 van de Verordening centraal:

  1. Het gerecht vaardigt het bevel tot conservatoir beslag uit indien de schuldeiser voldoende bewijsmateriaal heeft verstrekt om het gerecht ervan te overtuigen dat er dringend behoefte bestaat aan een bewarende maatregel in de vorm van een bevel tot conservatoir beslag, gelet op het reële risico dat, zonder een dergelijke maatregel, de latere inning van de vordering van de schuldeiser jegens de schuldenaar onmogelijk wordt gemaakt of wordt bemoeilijkt. 
  1. Indien de schuldeiser in een lidstaat nog geen rechterlijke beslissing, gerechtelijke schikking of authentieke akte heeft verkregen op grond waarvan de schuldenaar de vordering moet voldoen, verstrekt de schuldeiser tevens voldoende bewijsmateriaal om het gerecht ervan te overtuigen dat zijn vordering tegen de schuldenaar waarschijnlijk gegrond wordt verklaard.

Met andere woorden: de verzoeker moet de rechter overtuigen van (i) de waarschijnlijkheid van toewijzing van zijn vordering en (ii) de reële kans op verduistering door de debiteur.

Dit betekent een voor Nederlandse begrippen relatief zware toetsing aangezien in de Nederlandse beslagprocedure op beide onderdelen nauwelijks eisen worden gesteld aan de onderbouwing van het beslagrekest. Dat de toets bij een Europees beslagrekest van een andere orde is blijkt uit de toelichting bij de Verordening:

“Het gerecht dient het door de schuldeiser verstrekte bewijsmateriaal tot staving van dat risico te beoordelen. Dat bewijsmateriaal zou bijvoorbeeld verband kunnen houden met de handelwijze van de schuldenaar met betrekking tot de schuldvordering of in een eerder geschil tussen de partijen, het kredietverleden van de schuldenaar, de aard van zijn vermogen, en recent door hem verrichte vermogenshandelingen. Bij het beoordelen van het bewijsmateriaal kan het gerecht rekening houden met het op zichzelf niet ongebruikelijke karakter van geldopnames van rekeningen en uitgaven door de schuldenaar die verband houden met de gewone gang van zijn bedrijf of met courante gezinskosten. Het feit dat de vordering niet wordt voldaan of dat zij wordt betwist, of het loutere feit dat de schuldenaar meer dan één schuldeiser heeft, dient op zich niet te worden beschouwd als een bewijs dat voldoende grond oplevert voor een bevel. Evenmin dient het loutere feit dat de schuldenaar zich in een moeilijke of verslechterende financiële situatie bevindt, op zichzelf worden beschouwd als een bewijs dat voldoende grond oplevert voor een bevel. Het gerecht kan deze factoren echter bij de algemene inschatting van het risico in overweging nemen.”

Daarbij komt nog dat bij een Europees conservatoir-beslagrekest in de regel zekerheid moet worden gesteld. Daarvan kan de rechter alleen afzien “bij wijze van uitzondering” indien hij “de zekerheidstelling in het licht van de omstandigheden niet passend acht.” (art. 12 lid 1 Verordening). In de Nederlandse beslagpraktijk is het andersom: slechts in uitzonderlijke gevallen stelt de rechter de voorwaarde dat zekerheid wordt gesteld. In de praktijk komt dit nauwelijks voor.

Gezien de problematische beslagpraktijk in Spanje rijst de vraag of een Nederlandse schuldeiser met een Spaanse debiteur feitelijk iets opschiet met deze nieuwe verordening. Ik denk zeker dat dat het geval is. Het grootste probleem voor een schuldeiser die in Spanje conversatoir beslag wil leggen is immers het feit dat de debiteur vooraf gehoord wordt en dat daar slechts bij hoge uitzondering vanaf wordt gezien. Dat gaat ten koste van het verrassingseffect van het beslag, hetgeen zeker bij eenvoudig over te boeken banksaldi funest is. Het mooie van de Verordening Bankbeslag is dat deze er juist op gericht is dat dat verrassingseffect moet worden behouden, zo blijkt uit de toelichting bij de Verordening:

“Het bevel tot conservatoir beslag moet een verrassingseffect sorteren en een bruikbaar instrument zijn voor een schuldeiser die in een grensoverschrijdende zaak een schuldvordering tracht te innen van zijn schuldenaar; daarom mag de schuldenaar niet over het verzoek van de schuldeiser worden ingelicht, niet worden gehoord voordat het bevel wordt uitgevaardigd, en geen kennis krijgen van het bevel voordat het wordt uitgevoerd. (…) “

Er is nog een andere reden waarom de schuldeiser bij de Nederlandse beslagrechter beter af is dan bij de Spaanse rechter. De nationale Spaanse wetgeving schrijft voor dat de rechter een verzoek om conservatoir beslag toetst aan criteria die grosse modo gelijk zijn aan de in de Verordening genoemde criteria. De ervaring leert dat dat in Spanje een zware toets is die regelmatig leidt tot afwijzing van het verzoek. Na die afwijzing volgt een jarenlange bodemprocedure en valt er bij de Spaanse debiteur niets meer te halen wanneer er eindelijk een vonnis is. De reden van afwijzing is vaak dat de rechter niet overtuigd is dat de vrees voor verduistering zich zal realiseren, maar soms ook omdat het treffen van rechtsmaatregelen zonder het horen van de debiteur ´niet in hun systeem past´, al wordt dit uiteraard nooit met zoveel woorden in de beschikking vermeld. Hierbij speelt ook een rol dat Spanje in tegenstelling tot bijvoorbeeld Nederland geen effectieve procedure kent ter opheffing van het beslag.

Gezien de traditie die Nederland kent op het gebied van conservatoire-beslaglegging (uniek in de wereld) meen ik dat de verwachting gerechtvaardigd is dat de Nederlandse beslagrechter bij een beoordeling van een Europees beslagrekst meer oog zal hebben voor de belangen van de schuldeiser dan zijn Spaanse ambtsgenoot onder de huidige Spaanse wetgeving. Dit ondanks dat de criteria op papier gelijk zijn. Spaanse rechters zijn op dit punt nu eenmaal niet te evenaren. De praktijk zal moeten uitwijzen of deze verwachting terecht is.

Wie een vordering op een Spaanse debiteur heeft en deze vordering volgens de EU-bevoegdheidsregels aan de Nederlandse rechter kan voorleggen, doet er dus goed aan om voorafgaand aan de bodemzaak conservatoir beslag te vragen bij de voorzieningenrechter van zijn woonplaats en zo de zware inhoudelijke beoordeling van de Spaanse rechter te omzeilen. Voor wie het bankrekeningnummer van de debiteur niet kent of zelfs niet weet of deze in een bepaalde lidstaat bankrekeningen aanhoudt, voorziet de Verordening in de mogelijkheid die informatie op te vragen.

Aangezien Spanje geen deurwaarders of andere effectieve c.q. private uitvoeringsinstanties kent, wordt het verlof in Spanje uitgevoerd door de Spaanse rechtbank van eerste aanleg in het arrondissement waarin het bankfiliaal in kwestie. Die rechtbank mag het verlof echter niet inhoudelijk toetsen aangezien de Verordening nadrukkelijk voorschrijft dat een bevel tot conservatoir beslag dat overeenkomstig de verordening in een lidstaat is uitgevaardigd, in de andere lidstaten zonder speciale procedure wordt erkend en daar zonder uitvoerbaarverklaring uitvoerbaar is. De Spaanse rechtbank moet zich dus beperken tot het sturen van een bevel tot beslaglegging aan de Spaanse bank(en) in kwestie. Rechtbank en bank mogen de rekeninghouder niet inlichten voordat het beslag ligt.

Dit brengt mij bij een derde voordeel in vergelijking met een nationale Spaanse beslagprocedure. De Verordening gaat er vanuit dat inschakeling van een advocaat en procureur niet nodig is, noch in de lidstaat van herkomst noch in de lidstaat van tenuitvoerlegging. Het beslagverlof wordt rechtstreeks door de Nederlandse deurwaarder aan de Spaanse rechtbank toegezonden, een situatie die vergelijkbaar is met een betekening onder de Europese betekeningsverordening met het verschil dat het hier gaat om een inhoudelijke rechtsmaatregel. Dat zal even wennen zijn voor de rechtbanken in Spanje, waar verplichte procesvertegenwoordiging het uitgangspunt is bij vrijwel alle procedures.

Tenslotte nog even aandacht voor artikel 23 lid 2 van de Verordening, dat bepaalt:

“Alle bij de tenuitvoerlegging betrokken instanties handelen onverwijld.”

Bij wie bekend is met de handelingssnelheid van Spaanse banken en Spaanse rechtbanken, werkt deze bepaling op de lachspieren. Laten we er het beste van hopen.

Mr M.H. Bressers – Bressers Law
Mr M.H. Bressers is Nederlands advocaat en Spaans abogado en is als zodanig ingeschreven bij de Orden van Advocaten te Den Haag én Barcelona.
Wilt u meer weten over ons kijk dan op onze website https://www.bresserslaw.com/nl