SPAANSE PROCES- EN ADVOCATENKOSTEN 

Wie bij de Spaanse rechter in het gelijk wordt gesteld kan net als in Nederland rekenen op een proceskostenveroordeling: de wederpartij draait op voor de gemaakte advocaatkosten. Er zijn echter belangrijkste verschillen: ten eerste is het in Spanje nodig dat men volledig in het gelijk wordt gesteld (´onverwegend´ gelijk krijgen is dus niet voldoende), en ten tweede gaat het anders dan in Nederland in civiele zaken doorgaans om forse bedragen, die in de buurt liggen van de werkelijk gemaakte advocaatkosten of daar soms -zeker bij zaken met een groot geldelijk belang- zelfs boven liggen.

Een derde verschil met Nederland is dat de proceskosten in Spanje niet in het vonnis zelf worden opgenomen. Deze worden nadien, namelijk pas wanneer de uitspraak onherroepelijk is, vastgesteld door de gerechtssecretaris van de rechtbank, in Spanje de ´advocaat van de rechtspraak´ genoemd. Uitgangspunt daarbij zijn de richtlijnen van de Orde van Advocaten van het ressort van de rechtbank in kwestie, en vaststelling gebeurd pas nadat de advocaten van partijen zich daarover hebben kunnen uitlaten. Zo´n hoor en wederhoor is van belang omdat de richtlijnen ruimte laten voor interpretatie.

De gerechtssecretaris, ook wel griffier, is tevens degene die zich op verzoek van een advocaat dient uit te laten over de door de cliënt van die advocaat verschuldigde honoraria wanneer advocaat en cliënt daar onderling niet uitkomen. In veel gevallen worden die honoraria vastgesteld aan de hand van de richtlijnen van de Orde van Advocaten, en slechts zelden aan de hand van een overeengekomen uurtarief. Werken op basis van een uurtarief is voor Spaanse advocaten aanzienlijk minder gebruikelijk.

De (oud) cliënt van de advocaat wordt door de gerechtssecretaris in de gelegenheid gesteld de gevorderde honoraria te betwisten, waarna de gerechtssecretaris hierover bij beschikking een beslissing neemt. Het Spaanse wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalde tot voor kort dat tegen die beschikking geen hoger beroep mogelijk is.

Het Constitutionele Hof te Madrid heeft op 14 maart 2019 geoordeeld dat het ontbreken van hoger beroep tegen de beschikking van de gerechtssecretaris in strijd is met de Spaanse grondwet. Het ontbreken van een hogere voorziening is in strijd met een effectieve toegang tot de rechter die aan iedere burger toekomt, omdat de gerechtssecretaris niet als gerechtelijke instantie in de zin van de grondwet kan worden aangemerkt.

De uitspraak van het Constitutionele Hof ligt in de lijn van de uitspraak van het Hof van Jusititie van de Europese Unie van 16 februari 2017 (zaak Margarit/Hernández), waarin het hof bepaalde dat de griffier van de rechtbank Terrassa in het kader van de vaststelling van advocatenhonoraria, niet bevoegd was aan het hof een prejudiciële vraag voor te leggen, omdat die instantie niet is aan te merken als gerechtelijke instantie in de zin van artikel 267 van het Unieverdrag.

De Spaanse wetgever moet zich nu uitlaten over de vraag welke hogere voorziening moet worden opengesteld tegen de vaststelling van advocatenhonoraria. Zolang de wet op dit punt niet is aangepast, staat het bijzondere rechtsmiddel van herziening open, aldus het Spaanse constitutionele hof.

Mr M.H. Bressers – Bressers Law
Mr M.H. Bressers is Nederlands advocaat en Spaans abogado en is als zodanig ingeschreven bij de Orden van Advocaten te Den Haag én Barcelona.
Wilt u meer weten over ons kijk dan op onze website https://www.bresserslaw.com